Blaasontsteking bij de hond komt regelmatig voor, iets vaker bij teven dan bij reuen.
Mogelijke oorzaken:
- Meestal dringen bacteriën van buitenaf de urinewegen binnen, van waaruit ze de blaas en soms zelfs de nieren kunnen infecteren. Reuen hebben een langere urinebuis en plassen over het algemeen vaker, waardoor bacteriën minder makkelijk de blaas bereiken.
- Een andere manier waarop bacteriën de blaas kunnen bereiken is via de bloedbaan. De nieren filteren het bloed en als er bacteriën als gevolg van een ernstige tandvleesontsteking of een wond aan het lichaam in de bloedbaan komen kan dit een urinewegontsteking veroorzaken.
- De urine-pH (de zuurgraad van de urine) wordt bij honden beïnvloed door de voeding. Een voeding die de urine basisch (het tegenovergestelde van zuur) maakt, zorgt ervoor dat infecties zich gemakkelijker kunnen ontwikkelen.
- Een andere factor is de frequentie waarmee de hond urineert. De bacteriën worden niet op tijd weggespoeld als de hond niet vaak genoeg urineert. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren als de hond te lang niet wordt uitgelaten of last heeft van artrose en dus moeite heeft met bewegen.
- De aanwezigheid van tumoren of gruis/steentjes die in de urine worden aangetroffen vergroot de kans op infecties. Steentjes kunnen vooral bij reuen vastlopen in de urinebuis en de afvoer blokkeren. Er moet dan snel worden ingegrepen.
Waar moet je op letten?
- Vaker (in huis) plassen, soms kleine beetjes plassen.
- Andere plashouding, bijvoorbeeld als een reu door de knieën gaat i.p.v. de poot optilt.
- Afwijkende urine, bijvoorbeeld rood/bruin/troebel.
- Als de nieren zijn aangetast kan de hond ook meer gaan drinken en met een kromme rug plassen. De hond kan zich dan ook ziek voelen en rustiger zijn dan normaal.
- Soms zorgen de afvalstoffen van de blaas bacteriën voor huidontstekingen.
Diagnose
De eerste stap is urine testen met een strip om het op de aanwezigheid van een aantal stoffen te controleren. Denk hierbij aan glucose, eiwitten, witte/rode bloedcellen enz. Ook wordt het soortelijk gewicht gemeten. Dit zegt iets over de hoeveelheid vaste stof die in de urine is opgelost. Als laatste wordt de urine gecentrifugeerd, zodat de vaste stoffen versneld naar de bodem zinken. Dit sediment (bezinksel) wordt onder de microscoop bekeken, zodat ook eventuele kristallen in de diagnose en het behandelplan kunnen worden mee genomen. Soms kan aanvullend onderzoek nodig zijn, zoals bacteriologisch onderzoek en/of een echo van de blaas.
Behandeling
De behandeling richt zich op het volgende:
- Bestrijden van alle ziekmakende bacteriën uit de blaas en nieren middels een antibioticakuur.
- Voorkomen dat nieuwe bacteriën de nieren via de bloedbaan kunnen binnenkomen (gebitsverzorging, wondgenezing).
- Zorgen voor een geschikte pH-waarde in de urine door aanpassingen in de voeding.
- Zorgen dat de dagelijkse routine van de hond regelmatig plassen toelaat.
- Verwijderen van blokkades zoals stenen en tumoren.
Een wat langere antibioticakuur is vaak noodzakelijk. Een veel voorkomende reden voor het mislukken van een behandeling is dat de eigenaar de antibioticakuur niet volledig afmaakt.
Blaasontsteking bij de kat komt regelmatig voor. Ze staan bekend als aandoeningen van de lagere urinewegen bij katten of FLUTD (Feline Lower Urinary Tract Disease). De symptomen die bij katten gezien worden zijn meestal hetzelfde, ongeacht de oorzaak. Een bacteriële infectie speelt slechts zelden een rol bij FLUTD. Heel vaak is stress een belangrijke factor, zowel in oorzaak als gevolg. Andere veel voorkomende oorzaken zijn onder andere kristalvorming in de urine of blaasstenen.In veel gevallen van FLUTD is het niet mogelijk om een oorzaak te vinden. We spreken dan van een idiopathische cystitis.
Waar moet je op letten?
- Moeite met en pijn bij het plassen, soms hard miauwen op de bak
- Vaker plassen, steeds kleine beetjes.
- Bloed in de urine.
- Buiten de kattenbak plassen.
Als de kat probeert de plassen, maar er komt (bijna) niets moet u zo snel mogelijk komen. Gruis of steentjes kunnen de urinebuis verstoppen, dit is een spoedgeval.
Diagnose
Net als bij de hond is onderzoek van een urinemonster nodig met een strip voor de aanwezige cellen, de refractometer meet het soortelijk gewicht en met de microscoop wordt het sediment beoordeeld. De diagnose van een bacteriële infectie wordt gesteld door het aantonen van de aanwezigheid van bacteriën in de urine. Een bacteriële infectie kan echter het gevolg zijn van een ander probleem, zoals blaasstenen of kristallen, en hoeft dus niet op zich zelf te staan. Als de blaasproblemen steeds terugkeren is verder onderzoek nodig zoals het afnemen van bloed, blaasonderzoek aan de hand van een echografie of röntgenfoto’s.
Behandeling
De behandeling richt zich op het volgende:
- Behandeling met pijnstiller/ontstekingsremmer.
- Thuis stappenplan toepassen om stress waar nodig weg te nemen.
- Drink- en plasgedrag positief beïnvloeden, zodat de blaas goed schoon spoelt.
- Aangepaste voeding in geval van kristalvorming.
- Blaasstenen operatief verwijderen
Urine opvangen bij hond of kat.
Als een hond en kat ineens vaker of meer plast dan normaal is het verstandig om de urine te laten onderzoeken. Urine opvangen kan het beste rechtstreeks uit de blaas. Urine die van de grond wordt opgezogen is vaak vervuild wat het beoordelen lastiger maakt. Ga met de hond lopen, wacht tot hij/zij begint met plassen en houd een bakje onder de straal. Bij een teef is dit onder de staart iets naar voren, bij een reu waar de poot wordt opgetild. In de kliniek hebben we speciale urine-opvang systemen, waarbij een gootje op een buisje wordt gezet. Via het gootje loopt het dan zo in het buisje, dat met een dopje afgesloten kan worden. Een schoon (!) plastic bakje of een soeplepel met een lange steel kan ook handig zijn.
Voor een kat hebben wij speciale kattenkorrels die geen urine opnemen. Doe deze korrels in een schone bak en wacht tot de kat geplast heeft. Met het bijgeleverde pipetje kan de urine dan opgezogen worden. Let op: een kat die vaak op de bak gaat, maar bijna niet plast is een spoedgeval. Neem meteen contact op met de kliniek. Wanneer u urine even moet bewaren kan dit het beste afgesloten in de koelkast, in een schoon(!) bakje of spuitje. Het is het beste als de urine binnen 2 uur onderzocht wordt, omdat daarna de urinewaardes veranderd kunnen zijn. Er kunnen bijvoorbeeld kristallen zijn ontstaan die in de blaas nog niet aanwezig waren. Heeft u vragen over het plasgedrag van uw dier, neem dan contact op de praktijk.
Wij helpen u graag.