Informatie over de verzorging van uw schaap of geit

De informatie die u in de hieronder genoemde onderwerpen kunt lezen, is geschreven voor schapen, maar voor geiten geldt hetzelfde. Dus lees voor schaap/ooi ook geit. De artikelen zijn bedoeld als korte, praktische, standaardhandleiding voor mensen die hobbymatig geiten of schapen houden; het zijn geen wetenschappelijke stukken. Niet alle ziekten die bij schapen en geiten kunnen voorkomen worden besproken. Let op: Dierenkliniek Lieshout heeft geen dierenarts voor landbouwhuisdieren (meer) in de praktijk. Wij verwijzen u graag naar een collega praktijk als u vragen of problemen heeft die niet afdoende in deze stukken worden behandeld.

Wormpreventie, resistentievorming en ontlastingsonderzoek bij weidedieren.
Voorkom resistentie: wettelijke voorschriften

Regelmatig vinden we wormsoorten die ongevoelig zijn geworden voor bepaalde ontwormmiddelen. We spreken dan van resistente wormen. Teveel preventief ontwormen kan deze resistentie in de hand werken.

Met een onderzoek naar wormeieren in de ontlasting kan doelgericht worden bekeken of ontwormen noodzakelijk is. Het is verstandig om voor en na het ontwormen de ontlasting te laten nakijken. Ervoor om de diagnose te stellen, erna om te controleren of de ontworming goed geslaagd is. De reden hiervan is om de ontwikkeling van resistentie van wormen tegen ontwormmiddelen te voorkomen. Dit kan bij een Dierenartsenpraktijk waar schapen behandeld worden of bij een laboratorium zoals bijvoorbeeld Het Woud.

Verspreiding

Veel weidedieren worden in groepen bij elkaar gehouden. Hierdoor wordt hun leefruimte, of dit nu op het zand of gras is, intensief gebruikt. De infectiedruk voor een wormbesmetting kan hierdoor sterk verhoogd zijn. Het is voor de meeste eigenaren moeilijk om een goed weidemanagement na te leven. Ook heeft niet iedereen de mogelijkheid om de weidegang af te wisselen met verschillende diersoorten of het weiland te hooien om zodoende de hoeveelheid wormlarfjes op het gras te verminderen. Het helpt natuurlijk wel om de ontlasting, liefst iedere dag, op te ruimen om zo de infectiedruk laag te houden.

Ontstaan en voorkomen van wormproblemen

De schapen besmetten zich door het eten van de larven van de wormen die op het gras zitten. Door hooien van het gras of ploegen en opnieuw inzaaien van het land doodt men alle larven die op het gras zitten. De eerste drie weken van juli gaat dit echter niet op omdat er dan geen larven op het gras zitten.

Tips om wormproblemen te voorkomen

Een eenvoudige manier om uw schapen goed wormvrij te houden, is de volgende:

  • Ontworm uw ooien direct na het werpen.
  • Hooi of ploeg een weiland in het voorjaar, daardoor verlaag je de hoeveelheid larven op het gras. Dit weiland gebruiken om de lammeren na het spenen in te laten grazen. Voordat u deze lammeren op dit weiland zet, eerst goed ontwormen.
    Een wormvrij weiland met wormvrije lammeren. In juli hooien heeft geen zin, er zitten dan geen larven op het gras.
  • Ooien en lammeren na het spenen ontwormen.
  • In het winterseizoen al uw schapen indien nodig nogmaals ontwormen. Wel eerst de ontlasting laten onderzoeken door de dierenarts.
  • Uw weiland om en om laten begrazen door meerdere diersoorten (rund, paard, geit, schaap, etc).
  • Dagelijks mest uit de wei verwijderen.

Onderzoek van de ontlasting

Met een ontlastingsonderzoek wordt niet alleen gekeken of de weidedieren zijn besmet met wormen, maar ook hoeveel wormen er in het dier aanwezig zijn. Wormen leven in de darmen en leggen daar eitjes. Deze eitjes komen via de ontlasting naar buiten. Alleen als de besmetting heel erg is, kunnen er wormen in de ontlasting terecht komen. Maar het is beter om het niet zover te laten komen en al eerder in te grijpen.

Bij het ontlastingsonderzoek wordt met de microscoop gekeken of er wormeieren in de ontlasting aanwezig zijn. In de meeste gevallen is dat zo, maar dat is ook normaal. Een weidedier is namelijk bijna nooit helemaal wormvrij. Maar door de eitjes te tellen kan er worden bepaald of er teveel eitjes in de ontlasting en dus teveel wormen in de darm aanwezig zijn. Als dat het geval is kan er een gerichte ontworming toegediend worden.
Het is belangrijk om na 14 dagen na de behandeling nogmaals een ontlastingsonderzoek uit te laten voeren om zeker te weten dat de behandeling is aangeslagen.

Frequentie

Dieren die regelmatig in andere weilanden lopen (worden uitgeschaard) lopen kans om daar nieuwe infecties op te doen. Voor deze dieren is het aan te raden elke 3 à 4 maanden ontlastingsonderzoek door ons te laten doen! Als de dieren nergens anders dan in hun eigen weiland en stal komen en er komen ook geen soortgenoten op bezoek dan zou 2 keer per jaar voldoende moeten zijn.

Meerdere dieren

Er kan van dieren die bij elkaar in een groep leven een mengmonster worden gemaakt met ontlasting van maximaal van 5 dieren. Het is wel belangrijk om de mest van alle dieren te verzamelen en na te laten kijken omdat ze elkaar kunnen besmetten.

Tips ter preventie van resistentie-ontwikkeling tegen ontwormmiddelen

Om te voorkomen dat in de toekomst veel wormsoorten van weidedieren resistent zijn tegen allerhande ontwormmiddelen hieronder enkele adviezen.

  • Gebruik in principe één ontwormmiddel en laat uw dierenarts regelmatig voor en na een ontworming de mest onderzoeken op wormeieren. Dit om te controleren of de wormen bij uw dieren nog gevoelig zijn voor uw middel en om in te schatten hoe hoog de infectiedruk is. Regelmatig zien wij dat er geen wormbesmetting speelt, dus dan is ontwormen totaal niet nodig.
  • Het is aan te bevelen om enkele weidedieren die goed in conditie zijn in juni en september niet te ontwormen. Dit zou helpen resistentieontwikkeling tegen te gaan.
  • Uw percelen maaien en hooien of ploegen en opnieuw inzaaien! Hierdoor worden de wormlarven in uw percelen gedood en verlaagt u de infectiedruk. Ontworm uw schapen voordat u ze weer op deze percelen laat weiden.
  • Meng uw schapen niet met schapen van andere schapenhouders en laat schapen van andere schapenhouders niet op uw perceel.
    Zo voorkomt u dat uw schapen besmet worden met mogelijk resistente wormen.
  • Bespreek met uw dierenarts hoe u in uw geval wormbestrijding kunt toepassen zonder dat u resistentievorming in de hand werkt.
  • Meerdere diersoorten op uw weide laten grazen verlaagt de hoeveelheid resistente wormen.

Gezelschapsdieren

Dit artikel gaat voornamelijk over ontlastingsonderzoek bij weidedieren, maar ook de ontlasting van uw hond, kat, cavia, konijn of vogel kunt u brengen om te laten onderzoeken!

Tot slot

De Tricuspis Ollulanis (maagworm) bij hond en kat is levendbarend. Daardoor is de diagnose door ontlastingsonderzoek niet te stellen. Deze worm is gevoelig voor o.a. Panacur. Verder is het bij Cyathostominose bij paarden en pony’s de larve (kleine rode bloedworm) die de schade aanricht in de dikke darm. We vinden dan vaak weinig of geen eieren omdat de volwassen wormen eieren leggen.  De Haemonchus Contortus bij schapen en geiten is een verraderlijke worm, die in de maagwand zit. Uw dieren kunnen plotseling sterven zonder dat ze mager zijn. Het enige symptoom is vaak witte slijmvliezen aan de binnenkant van de oogleden.

Als u meer informatie wilt of vragen heeft, kunt u hiervoor altijd bij ons terecht.

Rotkreupel

Je ziet in weilanden wel eens schapen kreupel lopen of op de knieën gras eten. Het kan zijn dat dan de ziekte rotkreupel in het spel is.

Herkennen

Het kenmerkende van deze ziekte is dat de hoorn zacht, poreus en pijnlijk is. De klauwtjes stinken dan ook flink.

Behandelen

De therapie is klauwen bijsnijden, injectie Lincomycine-Spectinomycine geven (drie dagen) en de klauwen insprayen met Blauwspray.

Verder is er een vaccin tegen deze ziekte: Footvax. De lammeren en de schapen die voor het eerst gevaccineerd worden: twee keer met vier weken tussentijd. Daarna twee keer per jaar: eind augustus/september en januari/februari. Het is belangrijk om alle dieren tegelijk te enten omdat anders de ongeënte groep dieren de infectie in stand houdt.

Een natte weide werkt de ziekte in de hand. Een gedeelte van het weiland verharden en overkappen geeft de dieren de kans om op een droge ondergrond te gaan staan zodat de klauwen kunnen drogen.

Verder is het belangrijk de klauwen van de ooien direct na het werpen te bekappen en te besprayen met Blauwspray en eventueel een injectie Lincomycine -Spectinomycine toe te dienen. Rotkreupel slaat immers vaak toe bij de ooien na het lammeren en de besmette ooien infecteren de jonge lammeren.

Behandelplan

Als de problemen heel erg zijn dan is de manier van aanpak de volgende:

  • Bij alle schapen de klauwen nakijken en eenmaal bekappen.
    De dieren opdelen in een aangetaste en een niet-aangetaste groep. De aangetaste dieren behandelen; deze dieren inspuiten met Lincomycine-Spectinomycine en de klauwtjes van deze dieren insprayen met Blauwspray.
  • Alle dieren, zowel de aangetaste als de niet-aangetaste groep, 5 tot10 minuten in een stabad in een oplossing met kopersulfaat laten staan.
    Daarna beide groepen in een aparte weide waar twee weken geen schapen gelopen hebben. Zo ontstaat een situatie waarin de klauwtjes ontsmet zijn en waar de klauwtjes in contact komen met een weide met een lage infectiedruk.
  • Na twee weken alle dieren controleren, de aangetaste dieren met Blauwspray en Lincomycine-Spectinomycine behandelen.
    Alle dieren in een stabad zetten en overweiden naar een weide waar weer minimaal twee weken geen schapen gelopen hebben. De dieren die twee weken geleden slechte klauwtjes hadden en nu goede klauwtjes hebben bij de gezonde groep doen.
  • Dit elke twee weken herhalen: de groep met aangetaste dieren zal steeds kleiner worden.
    De dieren die ziek blijven, of steeds weer opnieuw ziek worden, na enkele behandelingen opruimen; dit zijn namelijk de dragers van de rotkreupelbacteriën.
  • Verdere maatregelen: Footvax enten en de stal in de zomer helemaal strovrij maken en ontsmetten.
    In de zomermaanden geen schapen in de stal laten en op het moment van ophokken in het najaar de klauwtjes van de dieren controleren, eventueel behandelen en even in een stabad zetten.

Verzorging en voeding per jaargetijde
Winter

Ontwormen

In de winter uw koppel schapen een keer extra ontwormen is sterk aan te bevelen. Echter wel pas nadat u de ontlasting door ons heeft laten onderzoeken om te controleren of er een worminfectie is en hoe deze behandeld moet worden.

Tijdens de dracht

In verband met de hygiëne worden de schapen tegenwoordig tijdens de dracht in de winter geschoren en binnen gehuisvest.

Voorjaar
Direct na het werpen: het aflammeren

  • De spenen van de ooi doortrekken; een prop kan de speen afsluiten.
  • De ooi ontwormen. Direct na het lammeren scheidt de ooi meer wormeieren uit via de mest; dit kunt u door ontwormen voor een deel voorkomen. De worminfectiedruk in uw weide zal lager blijven zodat uw lammeren zich minder besmetten met wormen.
  • Het naveltje van het lam ontsmetten met jodium.
  • De klauwen van de ooi verzorgen; dat wil zeggen met een mesje het loszittende hoorn verwijderen en indien nodig besprayen met Blauwspray.

Wei en voer

De ooi moet met haar lammeren in een goede wei gezet worden. Eventueel bijvoeren met wat brok (maximaal 2 ons per dag per schaap) en wat hooi. Het is zeer belangrijk dat de ooi constant voldoende water kan drinken in verband met de melkgift. Voor lammeren kunt u een zogenaamde “creep in” maken waar alleen de lammeren in kunnen komen en waar zij permanent brokjes kunnen eten.

Zomer
juni

Als de lammeren 8 weken oud zijn, kunnen zij gespeend worden. Na het spenen de ooi ontwormen; tevens worden de klauwtjes verzorgd. Ook de lammeren ontwormen en hun klauwtjes verzorgen.

Ooi

De uier van de ooi dient goed op te drogen om uierontsteking te voorkomen.
Hiertoe dient de ooi na het spenen in een wei met weinig gras te lopen.
De ooi zeker niet bijvoeren en zorgen dat zij tot het dekseizoen in een slanke conditie blijft. Als de ooien in het begin van het dekseizoen te vet zijn, dan zijn ze minder vruchtbaar.

Lammeren

De lammeren dienen na het spenen in een goede wei te lopen om ze goed te laten groeien. Deze weide dient van tevoren gehooid of geploegd te zijn in verband met het voorkomen van worminfectie. Bijvoeren van de lammeren mag, maar maximaal 1 ons per dier per dag.

Najaar
Begin september

Start van het dekseizoen

Voeren en conditie

Al in augustus wordt de kwaliteit van het gras minder: het gras begint “papperig” aan te voelen, het heeft minder structuur. Genoeg structuur, “prik” in het gras is belangrijk om een goed pensactiviteit te houden. Een slecht functionerende pens veroorzaakt vaak zieke schapen en geiten. Daarom: voer vanaf half augustus goed hooi bij om uw schapen en geiten gezond te houden. In onze praktijk zien we vaak ziekte doordat dieren alleen brokjes en gras met weinig structuur te eten krijgen. De ooien worden met de ooilammeren in een weiland met goed gras gezet. Het is verstandig de ooien wat bij te voeren met goed hooi; dit om een goede penswerking te krijgen. Indien de weide helemaal kaal is, moeten de ooien circa 1,5 à 2 kilo hooi en 1 ons brok per dier per dag krijgen. Dit rantsoen kunt u in principe aanhouden tot eind januari; de laatste twee weken van de dracht 1 ons brok extra geven. Tijdens de dracht mogen de ooien nooit te vet worden omdat vette ooien meer problemen bij het werpen krijgen. Controle van de conditie doet men door de spierdikte bij de lendenen te voelen.

Controle

De ram wordt begin september in een aangrenzend weiland gedaan; dit om de bronst van de ooien op te wekken. De ram mag eind september bij de ooien. Vóór het dekken is de controle van de uier en de klauwen raadzaam. Door slecht verzorgde klauwen gaan de schapen vaak kreupel lopen. Oude ontstekingen in de uier kunnen in het voorjaar na het lammeren tot een acute uierontsteking opflikkeren. Ooien met knobbels in de uier kunt u het beste verkopen vóór het dekseizoen.